Het sleutelgat
En het begon met Hans,
en die vroeg me wat ik van je vond.
En jij stond me wel aan,
en de zaak was zo rond.
En jij, jij wilde wel en ik, zoals normaal.
En we besloten, ach, je begrijpt het wel,
het begin van een triest verhaal.
En het was al vrij laat,
en ik stond met jou aan je deur.
En het sleutelgat was te klein,
en jij kreeg een kleur.
En uitgespreid op de loper in de gang,
werd ik opgeholpen door jou.
En de weg naar de trap,
die was lang en hard,
maar de kans verdreven de kou.
En de nacht was lang en de drank,
deed te kort
Aan een degelijk, helder brein,
je ziet wel, wat er van wordt.
En dan na een tijdje,
dan slik je eens stroef,
met goede zin is het dan gedaan.
En als de lucht weer grauw kleurt,
besef je ineens,
je zoveelste illusie, die gaat er aan.
En je reikt elkaar de hand en zegt:
"We zien elkaar nog wel eens een keer."
En om een uur of zeven 's morgens buiten,
vind je jezelf dan weer,
En de vogels, die fluiten al.
Je vind het eigenlijk veel mooier,
omdat het een idee is,
dat steeds weer terug komen kan.
Het is echt en daarom word je het niet zat.