De roos
Ik heb een lange reis gemaakt
En nu ik halverwege ben
Moet ik de weg zijn kwijtgeraakt
In het donker woud dat ik niet ken
Daar voor me steken op een muur
Gebroken scherven glas omhoog
Van flessen, ooit gevuld met wijn
Het is wel een bitter lot zo droog
En zo vijandig scherp te zijn
Er is een deur die openstaat
Ik ga er in een droom doorheen
Een pad door groene tuinen gaat
Als in een doolhof nergens heen
Bij vijvers stil en bodemloos
In het midden van een scherpe ring
Van doorns onmeedogenloos
Bloeit in de groene schemering
De roos, de rode roos
Nooit was een geur zo zoet
En nooit een huid zo zacht
En nooit zo rood
De druppels bloed
In het groene gras die nacht