Het liefdeslied
Het eenvoudig teder liefdeslied
Is ons gisteren ontvallen
De uiting van genegenheid
Werd door florijnse kannibalen
Uit zijn strot geperst
Tot zestig gouden platen
Met een strijkkwartet
Op zijn laatste ademtocht
Haalde hij lijkbleek nog
Het refrein
Hij werd daarna zo schandelijk betaald
Zo veel verkocht geexploiteerd
Dat het zijn zingen heeft bezeerd
Waarna de stem is overleden
Uitgegleden op het pad
Van geld en roem
Staat er met zes vergulde nullen
Achter de komma
Op de zerk
Het koor
Probeerde in de kerk
Het lied nog te herhalen
Maar bij de tweede regel al
Verzoop het lied
In tranen